In de tijden voor er elektriciteit was en voor de uitvinding van moderne koeltechnieken gebruikte men in warme landen zout als middel om vis, vlees en groenten langer te kunnen bewaren. Zout was ook belangrijk als toevoeging in voedsel om zout tekort te compenseren door veel transpireren in warme streken.
Zout was redelijk makkelijk te verkrijgen en overal te vinden. Zout had een waarde omdat het door veel mensen gebruikt werd. Het was een goed verhandelbaar product en groeide uit tot een betaalmiddel. In Europa waren het de Romeinen die hun soldaten in zout betaalden. Het Latijns woord voor zout is ‘sal’. De soldij van de soldaten heette ‘salarium’ waar onze woord salaris van is afgeleid.
In Afrika werd zout ook gebruikt als betaalmiddel. In Kongo kende men de dibanga of dibanda en in Ethiopië kende men de Amolé of zoutcake. De zoutcake weegt ongeveer 100 tot 900 gram en is 20 tot 25 cm groot.
Amolé leek ons een uitstekende naam voor een belastingadvies- en administratiekantoor. En om de laatste vraag te beantwoorden. Helaas wij accepteren alleen Euro’s (of andere gangbare valuta’s).
Kurlansky Mark, Salt, A world History, New York, Walker and Company, 2002, 484 p.